
Een paar weken geleden werden we allemaal opgeschrikt door een ernstig ongeluk op een dorpsfeest in de buurt. Een man trapte op het gas- in plaats van op het rem-pedaal van zijn automaat auto en reed in op een groep mensen die voor zijn auto stonden. Er waren mensen met gebroken benen, een man met een gebroken rug, mensen met grote wonden. We kregen een aantal bij ons die we konden helpen maar een groot aantal moesten we na de eerste hulp doorsturen naar het grotere ziekenhuis. Hier is gelukkig een orthopeed en het merendeel kon worden geopereerd en is aan het herstellen.
Via collega Fernanda kreeg ik een verzoek om èèn van die mensen thuis te bezoeken. Loubenson is een jonge man en hij woont 20 minuten van ons vandaan. Door het ongeluk had hij een gebroken onderbeen en hiervoor een externe fixatuur/pinnen die aan de buitenkant zitten gekregen. Ook had hij een aantal hechtwonden. Er moesten hechtingen worden verwijderd en men had advies en materiaal nodig voor de wondverzorging van de fixatuur. Verplaatsen van hem was moeilijk, helemaal nu met de modder, en men vroeg om een huisbezoek. Met Fernanda besloot ik dat een huisbezoek inderdaad de beste optie was.
We hebben veel regen gehad en er dreigt/valt bijna elke middag regen. De wegen zijn slecht, grote geulen waar het water de grond heeft weggespoeld, moddergaten en losgespoelde rotsstenen. En we moesten een aantal heuvels over. Bij regen worden dat glibberige obstakels. En grote regen betekent dat je vast zit waar je zit.
Fernanda was optimistisch, lang leve de positieve benadering; “We zijn terug voordat de regen valt’. Ik was wat pessimistischer; “Als we gaan neem ik mijn tandenborstel mee”. En ik wilde een vertrouwde motorchauffeur. Niets zo eng als er tijdens de rit achterkomen dat de chofé zijn modderstrepen nog niet heeft verdiend. Boss Venès, onze handyman, hoorde ons overleggen. Blijkt Loubenson een verre neef te zijn! Hij wilde wel onze chauffeur zijn met de Toyota 4×4. Ook wist hij ongeveer waar we moesten zijn, “Er is niet echt een goede weg maar we hoeven maar èèn ècht hoge heuvel over”. Weer zo’n optimist. Met het oog op de naderende wolken was het nu gaan of niet gaan. We gingen. Zo veel mogelijk ingeschat wat ik nodig zou kunnen hebben aan materiaal en verband, de wachter geïnformeerd, gaan.
Toen we aankwamen in de buurt van waar Loubenson woont zaten onze kleren binnenstebuiten van al het rondschudden. En op bepaalde plekken was de weg zo uitgespoeld/uitgehold dat we naar mijn idee op zijn kant door die geulen gingen. Boss Venès met een grote grijns; “Kenbe’w kenbe’w/hou je vast hou je vast”. De lucht werd steeds zwarter. We vroegen rond en men wees ons een pad dat we moesten volgen. Te voet gingen we verder en ik herinnerde Fernanda eraan, “Weet je nog hoe we het er pas over hadden dat ik geen heuvels doe? Dat ik een plat-land mens ben?”. Ze herinnerde zich dat. En vervolgens klommen we een heuvel op. Ik vroeg aan iemand van de buren die ons begeleidde waar het huis was. Ze wees naar voren, we waren er bijna. Ik zag alleen bomen. En heuvels. Maar inderdaad, na een paar minuten kwamen we bij het huis van Loubenson. Zijn been zag er goed uit en al zijn wonden zijn mooi aan het genezen. Onthechten, wondzorguitleg, en als de wiedeweerga weer terug naar de auto. Net als we het slechtste stuk en de berg over zijn begint de regen. Een geweldig mooie regenboog hangt over de vallei voor ons. Een foto maken lukt niet want we schudden te veel. En stoppen doen we niet, an alé!
We komen zonder grote problemen terug in Passe Catabois. Een man met een brandwond op zijn been door de uitlaat van zijn motor zit op mij te wachten. Uitgegleden in de modder. “Ja, miss, daar weet jij niks van als blanke maar de wegen zijn erg slecht”. Inderdaad, ik weet van niks. Ik reis alleen over de magische asfaltwegen die er voor mij wel liggen.




