Het was een wonderige maandag. Niet wonderlijk, nee, wonderig. Met de nadruk op wond. Een wonderige en bloederige maandag. Het begon met een vrouw met een hoofdwond, net voor de kliniek ging beginnen. De avond ervoor was er een tak op haar hoofd gevallen. In plaats van naar het ziekenhuis te gaan om te hechten had men het bloeden gestopt met…talkpoeder. Prachtig. Midden in al het haar en de mix van oud bloed en vastgekoekte talkpoeder zit een wond. Schoonmaken kost veel tijd en voor hechten is het te laat. Met een verband, medicijnen en een vervolgafspraak gaat ze naar huis.
Aan het einde van de kliniek gaat er een blik mannen open. Allemaal in meer of mindere mate gewond. Een voetbalteam is omgeslagen met een pick-up auto. Een aantal met rugletsel, een open botbreuk van een onderarm, een mogelijk polsfractuur, hoofdwonden en veel, heel veel schaafwonden en zere lichamen. Gelukkig zijn een aantal Haïtiaanse collega’s er nog en het verzorgen van de gewonden loopt gesmeerd. Lineda aan het hechten op de operatiekamer, Edline helpt mij met triage en verbinden, Michelda flanst een splint in elkaar voor de onderarmsbreuk. Na een tijdje keert de rust weer. De ernstig gewonden wachten na de eerste zorg op een ambulance vanuit hun woonplaats om naar La Pointe te gaan voor röntgenfoto’s en verdere zorg. De minder ernstig gewonden vertrekken na verbinden en medicijnen op de motor naar huis. Geen voetbalwedstrijd die middag.
Terwijl we wachten op het vervoer komt er een vrouw met een 3-jarig kind binnen. Een golfplaat waaide van een dak terwijl men het dak repareerde en trof de jongen, Mayson, aan de zijkant van zijn gezicht. De wonden zijn diep en één wond mist middenin een grote flap huid. Mayson was net aan het eten en een roesje kan dus niet, helaas. Met vereende krachten, veel gepraat en stevig vasthouden lukt het Edline om de wonden te hechten. Mayson wil alleen maar weg van al het gebeuren en zijn gesmeek breekt ons hart. ‘Pardonnem/vergeef me’ roept hij meerdere keren, alsof hij voor straf gehecht wordt. Erna moeten we allemaal even bijkomen. Mayson krijgt zijn beloofde Tampico, een vruchtendrank, en een zakje Chico, een soort chips. Welverdiend! Als Mayson de dag erna voor wondcontrole komt lijkt hij alle narigheid te zijn vergeten. Zonder problemen mag ik zijn verband verwisselen. Dat Mayson mij nog steeds vertrouwt na alles doet me enorm goed. De wonden zien er goed uit en hopelijk geneest hij netjes.
Als we de operatiekamer aan het opruimen zijn komt Mme Venes, de schoonmaakster van het ziekenhuis, naar ons toe. Er is een kind met een grote hoofdwond. Edline en ik kijken elkaar aan…serieus, nee, niet nog een wond, een kind… Maar het valt mee. Stevensley is vier en liep met vader en de ezel van zijn vader naar de rivier. Zonder reden werd de mannetjesezel agressief en beet Stevensley op zijn hoofd en probeerde hem te trappen. De wond op zijn hoofd valt gelukkig mee maar moet wel gehecht worden. Stevensley is stoerder dan zijn vader. Terwijl ik de plaatselijke verdoving geef, geeft Stevensley geen kik maar zijn vader krijgt tranen in zijn ogen en verstopt zijn gezicht in zijn pet. Twee hechtingen en de wond zit dicht. Vader krijgt zijn beloofde Tampico en een zakje Chico. Nee, grapje. Vader haalt diep adem en zegt met een trillende stem: “Vrijdag verkoop ik die ezel in Beauchamp. Dit kan ik niet nog een keer laten gebeuren”. Goed idee, papa.
Bloederig. Wonderig. Maar ook bevredigend.